1. Pas op met die Startanalyse en de Leidraad; dit is geen realiteit.
Het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) legt met de Leidraad en de Startanalyse veel nadruk op rekenmodellen voor maatschappelijke kosten. Plus een enorme hoeveelheid prioriteringscriteria om tot een volgorde van wijkaanpakken voor 2030 en 2050 te komen. En dan moeten we al die criteria cijfermatig wegen en vermenigvuldigen in een enorme matrix, om zo tot een, bijna wiskundig onderbouwde, volgorde te komen. Ook de onderliggende rekenmodellen hebben een hoog technisch, theoretisch en algemeen karakter, op veel aannames gebaseerd. Het is een theoretisch en technocratisch festijn, met veel schijnnauwkeurigheden. We moeten oppassen dat we het opstellen van een Transitievisie Warmte niet te technocratisch en theoretisch benaderen. Waarbij hoort dat we niet té veel waarde hechten aan de uitkomsten van alle rekenmodellen. Wel meenemen in de afwegingen, maar enkel als “één van de” (maximaal vijf?) criteria.
2. Kom met alle stakeholders tot inzicht op drie niveaus.
-
Wat kan nu?: Dit kunnen daadwerkelijke projecten worden: de gebiedsafbakening, het warmtealternatief, aanpak en vervolgstappen, etc., is bekend en concreet. Laat hierbij de CBS-wijkafbakening los! Dit vormt de basis voor het eerste wijkuitvoeringsplan (liever: ‘gebiedsuitvoeringsplan’).
-
Wat doen we tot het jaar 2030?: vorm een beeld van toekomstige projecten tot 2030 met het meest voor de hand liggende warmtealternatief.
-
Wat ontwikkelen we tot het jaar 2050?: schets inzicht op de omvang en aanpak van de warmtetransitie-opgave van de resterende gebieden, inclusief een beschrijving van de mogelijke warmtealternatieven.
Streef hiermee naar relevantie boven volledigheid. Ik denk bijvoorbeeld dat het definiëren van concrete vervolgstappen op de korte termijn relevanter is, dan een complete planning waarin is opgenomen wanneer welke wijk op welke manier tot en met 2050 aardgasvrij wordt. Want 1 ding is zeker: deze ‘werkelijkheid’ zal over 5 jaar weer anders zijn, gegeven de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Tegelijk moet er wel zicht zijn op een heldere aanpak tot en met 2050, maar dan op hoofdlijnen.
3. Bepaling warmtealternatieven en tijdspad: houd het bij ‘all-electric’ of ‘warmtenet’, baseer het op de ‘kansrijkheid’ en hanteer hiervoor maximaal 4 a 5 criteria.
Voor de warmtealternatieven is er momenteel voor bijna alle gemeentes feitelijk de keuze tussen een all-electric warmtevoorziening (lees: warmtepomp) of collectieve warmtenetten (midden/hoog temperatuur). Een vorm van duurzaam gas valt al snel af vanwege uiteenlopende redenen.
Denk en communiceer daarnaast liever in ‘kansrijkheid’ van een bepaald warmtealternatief voor een gebied, in plaats van dat het de waarheid is volgens de matrixen en energietransitie rekenmodellen.
Zie hieronder wat ons inziens belangrijke criteria zijn om tot gefundeerde keuzes te komen o.b.v. de kansrijkheid van de warmtealternatieven. De maatschappelijke kosten als uitkomst van de rekenmodellen is er hier ‘slechts’ 1 van.