1. Energieneutraal blijkt ook in praktijk goed mogelijk
Met een goed ontwerp zijn energieneutrale schoolgebouwen goed mogelijk. Dit blijkt uit onze meetgegevens van meerdere schoolgebouwen met een energieneutraal concept. Een mooi voorbeeld is MFA ’t Saamdeel in Kapelle, een schoolgebouw met een NOM-concept die in de praktijk zelfs energieleverend blijkt. Meer weten: lees dan eens ons artikel ‘MFA ‘t Saamdeel aantoonbaar energieleverend’.
2. Warmtevraag is 2x zo groot als koudevraag
De warmtevraag van een duurzaam schoolgebouw is gemiddeld twee keer zo groot als de koudevraag. Bij projecten met een bodemwarmtepomp, moet daarom goed worden opgepast voor een mogelijke onbalans ofwel koude-overschot in de bodem. Dit kan nadelig zijn voor het energieverbruik en kan bovendien leiden tot comfortklachten. Een oplossing hiervoor is de toepassing van regeneratievoorzieningen, maar dit kost extra geld en energie. Het is daarom aan te bevelen om de warmte- en koudevraag in de ontwerpfase al zo goed mogelijk te balanceren. Dit kan onder andere door rekening te houden met de mate van isolatie en compactheid (zie les 3).
3. Koudevraag neemt toe bij hogere isolatiewaarden en gebouwcompactheid
Het is algemeen bekend dat goede isolatie en compact bouwen zorgen voor een lage warmtevraag. Uit onze meetgegevens van duurzame scholen blijkt dat voor koudevraag juist het omgekeerde geldt: goede isolatie en compact bouwen leidt tot meer behoefte aan koeling. Dit wordt veroorzaakt door de interne warmtelast die langer in het gebouw blijft hangen bij goed geïsoleerde en compacte gebouwen. Bij zeer compacte gebouwen met goede isolatie, kan dit ertoe leiden dat de warmte- en koudevraag nagenoeg gelijk zijn.
4. Zonnepanelen zeer betrouwbaar
Waar andere gebouwinstallaties nog weleens voor problemen zorgen, blijkt de PV-installatie (ofwel het systeem van zonnepanelen) meestal zeer betrouwbaar. Bovendien blijkt uit onze monitoring dat de elektriciteitsopbrengst meestal goed overeenkomt met de ontwerpberekeningen en in veel gevallen zelfs hoger is. Een opbrengstfactor van minimaal 0,9 kWh/Wp is eerder regel dan uitzondering.
5. Behoefte aan goede regelinstellingen
Er is meer aandacht nodig voor het goed inregelen van installaties, zowel bij oplevering als tijdens de monitoringsfase. Het komt nu nog te vaak voor dat regelinstellingen (sterk) afwijken van ontwerpwaarden. Een veelvoorkomend probleem is bijvoorbeeld dat de stooklijn van een warmtepomp niet goed staat ingesteld. Dit kan leiden tot onnodig hoog energieverbruik en een lage COP.
6. Gebouwen moeten beter worden afgestemd op gebruikstijden
Naast goede regelinstellingen voor gebouwinstallaties, is het belangrijk dat de gebouwinstallaties goed worden afgestemd op de gebruikstijden van het gebouw. Het is immers zonde om de installaties te laten draaien op momenten dat dit eigenlijk niet nodig is. Simpele instellingen kunnen hierbij veel schelen, zoals een klokprogramma, een vakantierooster, of een koppeling van aan-/uitregelingen met een alarmsysteem. Het is dan ook jammer dat we bij veel projecten zien dat het klokprogramma te ruim staat ingesteld en dat een vakantierooster ontbreekt. In het bijzonder bij gebouwen voor meerdere gebruiksfuncties met uiteenlopende gebruikstijden, dient hier extra aandacht naar uit te gaan.
7. Koeling is noodzakelijk bij nieuwbouwscholen
Bij de nieuwbouw van schoolgebouwen, moet de operatieve temperatuur in ruimtes vaak voldoen aan één van de klassen uit het programma van eisen ‘Frisse Scholen’. Bij nieuwe schoolgebouwen waarbij actieve koeling ontbreekt, houdt deze eis in dat de ruimtetemperatuur ’s zomers enigszins mag oplopen met de buitentemperatuur. Op warme zomerdagen is de toegestane ruimtetemperatuur dan echter zo hoog, dat er klachten ontstaan bij gebruikers terwijl er formeel wel aan de eis wordt voldaan. Dit resulteert soms in de beslissing om alsnog een koelinstallatie te plaatsen tijdens de gebruiksfase. Het dringende advies is daarom koeling al vanaf het begin mee te nemen in het ontwerp van nieuwe schoolgebouwen.
8. Vraag naar meer monitoring
Van monitoring valt veel te leren. Bovendien kunnen we er voor zorgen dat gebouwen in de praktijk echt functioneren zoals van te voren is bedacht. Het is dan ook jammer dat het goed functioneren van nieuwe gebouwen vaak als vanzelfsprekend wordt geacht en dat pas bij aanhoudende klachten over een oplossing wordt gesproken. In de praktijk blijkt dat bijna geen enkel gebouw gelijk perfect functioneert, maar dat er bijna altijd wel mogelijkheden zijn om te optimaliseren. Het monitoren, in combinatie met optimaliseren, komt niet alleen de kwaliteit van het gebouw ten goede, maar het voorkomt ook gebruiksklachten en kan kostenbesparend werken op gebied van bijvoorbeeld energie en onverwachte ingrepen. Om deze redenen doen wij dan ook aan iedereen de oproep om (meer) te gaan monitoren.