Nederland kampioen biodiversiteitsverlies
De berichten over de achteruitgang van onze biodiversiteit zijn niet te missen. De krantenkoppen zijn duidelijk: 'Nederland kampioen biodiversiteitsverlies, de natuur staat er dramatisch voor' en 'Dramatisch minder vlinders geteld: slecht teken voor biodiversiteit'.
Nederland staat er slecht voor. In vergelijking tot Europa en de rest van de wereld heeft Nederland aanzienlijk minder biodiversiteit. Dit móet anders.
Adviesbureau Merosch heeft een innovatieve biodiversiteitstool ontwikkeld die ons kan helpen om de biodiversiteit in een omgeving beter te begrijpen en te verbeteren.
Met deze QuickScan kunnen we in 5 stappen een nauwkeurig beeld krijgen van de staat van de biodiversiteit op een locatie. Op basis hiervan kunnen we passend advies geven om de biodiversiteit te verbeteren. De tool is gebaseerd op bestaande scans en wetenschappelijk onderzoek.
Wil je weten hoe deze tool werkt en wat het voor jou kan betekenen? Lees dan snel verder!
Stap1. De omgeving
In de eerste stap van onze QuickScan onderzoeken we de invloed van de directe omgeving van een locatie op de biodiversiteit. Denk hierbij aan de hoeveelheid groen in de omgeving, het type beheer en welke soorten verstoringen (geluid, licht of menselijke activiteiten) er zijn.
Goed beheer is zeer belangrijk, want stel je hebt een mooie bloemrijke berm aangelegd, maar dan wordt die te vroeg volledig gemaaid. Er zijn dan nog geen zaadjes voor nieuwe bloemen voor volgend jaar en alle pollen en nectar bronnen voor insecten zijn weg.
Daarnaast kijken we naar de aanwezigheid van water, de connectiviteit van het gebied met de omgeving, en de nabijheid van natuurgebieden. Een ecologisch systeem met een hoge biodiversiteit is namelijk geen geïsoleerd stuk groen, maar een netwerk van natuur dat verbinding en uitwisseling nodig heeft.
Verbindingen zijn essentieel voor dieren om te kunnen migreren, voedsel te zoeken en nieuwe leefgebieden te vinden.
Stap 2. BAF en Shannon-Wiener
De Biotope Area Factor, oftewel BAF, meet de ecologische waarde van een gebied. Bij deze test krijgen oppervlaktentypes, afhankelijk van hun doorlaatbaarheid een score. Hoe groener het gebied, hoe hoger de score.
De Shannon-Wiener, vaak gebruikt in ecologische studies, geeft daarnaast de mate van diversiteit weer van de oppervlaktetypen. Met het combineren van zowel de BAF als de Shannon-Wiener index krijgen we een totaal beeld van zowel de ecologische waarde als de diversiteit van de verschillende oppervlaktetypen.
Stap 3. Bomen en struiken
In de derde stap beoordelen we de bomen en struiken in het gebied op hun ecologische waarde. De waarde bepalen we voornamelijk op basis van inheemsheid. Inheemse vegetatie heeft de hoogste toegevoegde waarde, omdat deze het best is aangepast aan het Nederlandse milieu. Daarnaast zijn de lokale dieren- en insectensoorten het beste afgestemd op deze planten.
Uitheemse soorten dragen daarentegen minder bij aan de natuur en er bestaat ook altijd het risico dat uitheemse soorten invasief worden. Invasieve exoten hebben een negatieve invloed op de omgeving. Ze kunnen inheemse soorten verdringen en ben je dus liever kwijt dan rijk.
Stap 4.Vegetatie kwaliteit
In stap 4 onderzoeken we de kwaliteit van de aanwezige vegetatie. Naast de inheemsheid, die we in stap 3 hebben onderzocht, kijken we nu naar de gelaagdheid, variatie en dichtheid van de beplanting. Deze factoren dragen allemaal bij aan een hogere biodiversiteit, omdat ze ruimte creëren voor verschillende soorten.
Ook kijken we naar de aanwezigheid van specifieke vegetatie die voedsel en veiligheid bieden aan diverse diersoorten. Sommige planten zijn bijvoorbeeld belangrijk voor bepaalde insecten, zoals vlinders en bijen. Andere bieden voedsel en beschutting aan vogels. Dit zijn wintergroene-, doornige-, besdragende-, dracht- en klimplanten.
Stap 5. Geschikt Habitat
In de vorige stappen hebben we gekeken naar de omgeving, de planten en de kwaliteit van de vegetatie. In deze stap richten we onze blik op de dieren die in het gebied leven.
Een geschikt habitat is nodig voor het voortbestaan van dieren. Als dieren niet over de juiste leefomstandigheden beschikken, kunnen ze verdwijnen uit het gebied. Met name voor prioriteitsoorten is hier extra aandacht voor nodig.
Elk dier heeft bovendien zijn eigen vereisten voor zijn leefomgeving. In deze stap onderzoeken we daarom voor een aantal verschillende soorten of het gebied voldoet aan de vijf basisbehoeften van dieren: voedsel, verblijfsplaatsen (o.a. nestkasten), veiligheid, verbinding en variatie (volgens het principe van de 5 V’s).
Door deze stappen te doorlopen wordt er een gedetailleerd beeld geschetst van de huidige biodiversiteitsstatus.
Deze tool kijkt verder dan alleen de hoeveelheid groen of de soort planten. Door de veelzijdigheid van de tool kunnen we gericht advies geven en samen werken aan het herstellen en verbeteren van de biodiversiteit in Nederland.
Heb je vragen of wil je meer weten? Neem contact op met adviseur Veerle Vink (v.vink@merosch.nl) voor een QuickScan en passend advies.