Om meer gevoel te krijgen bij de Landelijke Maatlat voor een groene, klimaatadaptieve gebouwde omgeving hebben BPD en Merosch inmiddels aan diverse woningbouwprojecten gerekend. De meeste projecten zijn nog geanalyseerd op basis van de convenanten die mede aan de basis lagen van de huidige maatlat, waaronder het Zuid-Hollandse, het Utrechtse en het MRA-convenant. Op verzoek van de ministeries IenW, BZK en LNV delen Martijn van Gelderen en Arnold van ’t Veld hun ervaringen. Ook Guy Henckens brengt suggesties in voor eventuele verbeteringen. Hij kijkt bij Aveco de Bondt als hemelwater en grondwater-specialist mee aan beide kanten, zowel bij gemeenten (visievorming) als bij ontwikkelaars (ontwerpen).
Eva Baron geeft aan dat het rijk wil weten waar de markt nu behoefte aan heeft, om de Maatlat straks zo breed mogelijk toe te kunnen passen: “Is er bijvoorbeeld nog ondersteuning nodig bij het vertalen van de prestatie-eisen en richtlijnen uit de Maatlat naar concrete maatregelen en lokale eisen? En zo ja, moet er dan kennisondersteuning komen vanuit het rijk, of zijn we meer gebaat bij het ophalen en op een goede manier delen van praktijkervaringen?” Het rijk gaat in ieder geval aan een bureau vragen om een aantal casussen door te lichten. Daarnaast wordt er ook gekeken naar mogelijke verdere aanscherping en concretisering van de Maatlat, en er loopt een traject om de juridische mogelijkheden voor borging te verkennen. Eva Baron: “Begin 2024 willen we een beeld hebben van hoe je de Maatlat landelijk kunt borgen, maar dan wel op zo’n manier dat je voldoende ruimte laat voor lokaal maatwerk en daarmee de lokale uitvoering ondersteunt.”
Martijn van Gelderen pleit op dit punt voor “goed voorspelbare stapjes vooruit, zoals bij de EPC”. Martijn is in de basis positief over de gedachte achter de Maatlat, “maar als ik aan verschillende adviesbureaus vraag om naar projecten te kijken, krijg ik verschillende antwoorden. Dat komt doordat er redelijk wat ruimte is voor interpretatie.” Guy Henckens denkt dat voor veel bouwers de maatregelen op basis van de Maatlat zullen vallen onder het veel bredere begrip ‘duurzaamheid’.
Kosten en baten lastig te berekenen
Er start ook een financiële verkenning vanuit het rijk naar toepassing van de Maatlat. De vraag naar de kosten is makkelijk gesteld, maar lastig te beantwoorden denkt Martijn van Gelderen: “Je praat over gebouwmaatregelen én gebiedsmaatregelen. Hoe ga je bijvoorbeeld het effect berekenen van gebiedsmaatregelen die tot gevolg hebben dat je minder woningen kunt bouwen? Ik denk dat toepassing van de Maatlat soms een significante kostenpost kan zijn, maar dit is uiteindelijk afhankelijk van de lokale omstandigheden. Nog lastiger is het om het totale effect uit te drukken in kosten per woning. Als je daar een getal aan hangt gaat dat meteen een eigen leven leiden, daar ben ik heel huiverig voor.”
Arnold van ’t Veld sluit zich hierbij aan, met de aantekening dat maatregelen die te maken hebben met wateroverlast en met de schil van het gebouw ‘gevoelsmatig’ de grootste kostenposten lijken te zijn. Daarnaast hebben de maatregelen die je treft op basis van de Maatlat ook ontegenzeggelijk allerlei baten, maar opnieuw is het vrij lastig om daar een financiële waarde aan te koppelen. Toepassing van de Maatlat kan ook leiden tot een totaal andere planopzet. Als je bijvoorbeeld in een hoogstedelijke omgeving extra ruimte wil creëren voor groen, dan lijkt aanpassing van de parkeernorm vrijwel de enige route.