De afgelopen 5 jaar heb ik met heel veel plezier gewerkt aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving in projecten door het hele land. Gebouwen en gebieden vormden de rode draad, maar de projecten waren enorm verschillend. Een circulaire renovatie van het haaienbassin van voormalig dierenpark Emmen bijvoorbeeld, maar ook nieuwbouw van duurzame studentenwoningen in Middelburg of een gezamenlijk opgesteld afwegingskader voor aardgasvrije installaties voor een Amsterdamse woningcorporatie. In deze blog lees je de 3 belangrijkste veranderingen in de manier waarop ik naar duurzaamheid in gebouwen en gebieden kijk.
5 jaar Merosch: een terugblik
Het valt me vooral op hoe snel ons werkveld is veranderd de afgelopen jaren. Toen ik startte in januari 2018 was nieuwbouw en aardgas nog common practice. We moesten opdrachtgevers uitleggen dat wij als bureau alleen aan nieuwbouwprojecten wilden meewerken als er sprake was van duurzame warmtebronnen.
Vijf jaar later hebben alle projectontwikkelaars ruime ervaring opgedaan met aardgasvrij bouwen. Het verschil tussen een wko en bodemwarmtewisselaars? Toen onderwerp van gesprek om ontwikkelaars over de streep te krijgen, nu ‘commodity’.
Ik zie 3 belangrijke veranderingen in de manier waarop we (in Nederland en binnen Merosch) kijken naar duurzame gebouwen en gebieden.
1. Natuurinclusief
Door de stikstofcrisis lijken de gebouwde omgeving en natuur in Nederland op gespannen voet met elkaar te staan. Gaan we voor natuurbescherming of voor nieuwe woningbouw? Dat is een discutabele tegenstelling, omdat de bouwsector samen slechts voor een paar procent bijdraagt aan de stikstofuitstoot.
Maar ook deels waar: de nieuwbouwopgave zorgt dat er areaalverlies voor dier- en plantensoorten plaatsvindt. Tegelijkertijd er is ook steeds meer oog voor wat gebouwen en wijken de natuur wél te bieden hebben. ‘Natuurinclusief’ bouwen is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een bekend begrip.
Het is ontzettend leuk om te zien dat ecologen en bouwers elkaar nu aan de tekentafel ontmoeten. En wat mij betreft los van de winst voor flora en fauna heel waardevol dat hiermee de natuur letterlijk dichtbij mensen en kinderen wordt gebracht, door voorzieningen in bijvoorbeeld een schoolgebouw en in woningen. Ik hoop dat dit iets kan bijdragen aan het dichten van de ontstane kloof tussen mens (stedeling) en natuur.
2. Milieu-impact centraal
5 jaar geleden ging ‘duurzaam bouwen’ over energieneutraliteit, duurzame warmte- en koudesystemen en gezonde gebouwen. Circulariteit was een ‘buzzwoord’ dat in ons werkgebied vooral over hergebruik en herbruikbaarheid ging. Hoe anders is dat nu.
De milieu-impact van bouwsystemen staat op dit moment zeer in de belangstelling. Er is een houtbouwrevolutie gaande waar meer en meer projectontwikkelaars aansluiting bij zoeken. Complete houten woonwijken zullen de komende jaren verrijzen in onze steden; een ontzettend welkom alternatief voor de betonnen casco’s waar we zo verslingerd aan waren geraakt. Want de milieuwinst is er.
Sterker nog: zonder houten casco is het vrijwel onmogelijk om binnen het CO2-budget voor de gebouwde omgeving te bouwen. Nu hopen dat de revolutie ook mag doorzetten wat betreft de bekleding van de gebouwen, want de liefde voor baksteen onder stedenbouwkundigen en architecten is groot.
3. Visie op transitie
We leven al te lang op te grote voet. Dat zie je terug in het fenomeen ‘Earth Overshoot Day’; die valt steeds vroeger in het jaar. Steeds meer mensen raken ervan doordrongen dat we als westerse wereld anders om moeten gaan met de grondstoffen die we tot onze beschikking hebben.
Tegelijkertijd zien we dat consuminderen voor mensen lastig verenigbaar is met het vooruitgangsideaal van ‘meer’ en ‘groei’. Dit vraagt om een nieuwe visie op consumptie, afval en grondstoffen. Het doel ‘Nederland circulair in 2050’ is er, maar ik mis een gezamenlijke aanpak zoals we die wel voor de transitie naar aardgasvrij hebben.
Daar profiteren we van een duidelijk afgebakend Klimaatakkoord uit 2019. De beoogde CO2-reductie is helder en de werkwijze ook: gemeentes stellen wijkaanpakken op en doen dit veelal met betrokken bewoners. Ik wil niet zeggen dat dit perfect is: er is risico op bureaucratische processen en de schaal van een wijk kan beperkend zijn voor een grotere transitie.
Maar ik zie het grote voordeel van de pilots die ontstaan: er wordt daadwerkelijk ervaring opgedaan en het onderwerp gaat bij veel meer mensen leven. Eenzelfde soort visie akkoord en uitvoeringsplan voor de circulaire economie zou helpen om lange termijnbeleid bij bouwers, ontwikkelaars en woningcorporaties mogelijk te maken om duurzamer en circulair te bouwen.